Het hoofdvaandel
Een belangrijk voorwerp voor een gilde is het hoofdvaandel van dat gilde. Van oudsher bezat elk gilde slechts één hoofdvaandel en geen zwaaivendels, die pas van veel latere datum zijn. Tegenwoordig kennen we naast het meestal vrij grote hoofdvaandel ook een aantal gewoonlijk kleinere zwaaivendels van vastgesteld formaat (180 x 180 cm).
Bij passende gelegenheden wordt het hoofdvaandel naar voren gebracht en gepresenteerd als de vertegenwoordiging van het gehele gilde
Het hoofdvaandel is dus representatief, bovendien omdat er meestal bijvoorbeeld de patroonheilige van het gilde met attributen en symbolen op staat afgebeeld. Ook het huidige hoofdvaandel van het gilde van Groeningen draagt de afbeeldingen van beide patroonheiligen van het gilde.
Vooral omdat een hoofdvaandel meestal kerkelijk zal zijn gewijd dient men er extra hoge waarde aan toe te kennen. Het zijn doeken met een historische achtergrond en met bepaalde voorrechten. Dit is tevens het geval bij militaire vaandels, waarmee de hoofdvaandels enigszins mee mogen worden vergeleken, omdat zij daarvan afstammen.
Het hoofdvaandel is een doek van zeer hoge waarde en respect dat, althans in beginsel, zelf eigenlijk geen eerbewijs moet geven en geen groet moet brengen; het vaandel behoort door anderen geëerd en gegroet te worden
Op het hoofdvaandel hebben behalve militaire tradities, ook gebruiken uit de riddertijd en kerkelijke factoren hun invloed gehad, vandaar dat het hoofdvaandel niet alleen wordt meegedragen en getoond, maar ook wordt gezwaaid als groet, of als eerbewijs. Dit blijft echter tot uitzonderingen beperkt bij zeer hoge persoonlijkheden en uiterst plechtige gebeurtenissen.
Een bij belangrijke gebeurtenissen vaak gemaakte handeling met het hoofdvaandel is de groet, ook wel het overvendelen genoemd. Het is slechts een korte aangelegenheid die in beginsel uit niet meer dan drie volledige zwaaien rechtsom en drie volledige zwaaien linksom bestaat, begeleid door de trom in de driekwartsmaat van het walstempo
Zoals het woord overvendelen al uitdrukt, dient de hoofdvaandeldrager zich zo dicht mogelijk bij het te overvendelen onderwerp te plaatsen. Dit zodat hij, bij het voorlangs zwaaien het doek inderdaad ook boven over het hoofd van de betrokkene passeert en wel zó hoog, dat diens hoofd of de opgeheven hostie of kelk niet wordt geraakt.
Het is niet nodig om commando’s te geven bij bijvoorbeeld het “overvendelen” met het hoofdvaandel. Bevelen kunnen worden vermeden, daar dit eerbewijs wordt uitgevoerd door slechts één man die berekend is voor zijn taak en geen commando nodig heeft. Hij weet wanneer hij moet beginnen en eindigen en hoe hij moet handelen. Bovendien klinkt een commando bij een dergelijke handeling erg storend.
De vaanoverschrijding is het allerhoogste eerbetoon dat met het hoofdvaandel kan worden gebracht. Het is een mooi symbool van eerbied en onderdanigheid als het hoofdvaandel ten bodem wordt gespreid, om deze bijvoorbeeld door de landsvorst(in) te laten overschrijden.
De symbolische betekenis van de vaanoverschrijding houdt in, dat de betrokkene “boven het gilde” gaat
Dit eerbetoon kan één of meerdere malen worden gebracht aan bijvoorbeeld een kerkvorst (zoals een paus, kardinaal, bisschop of ranggenoot), een landsvorst(in), een gildekoning en een priester. Het gilde van Groeningen is op dit moment nog in het bezit van de vier laatste hoofdvaandels van het gilde. Tijdens St. Tunnis 2009 is het huidige hoofdvaandel gepresenteerd en ingewijd.